Nederlands English

Over de Bosjesmensen
De Bosjesmensen/ San/ Kxosa/ Basarwa/ Bushmen/ Bosjesmannen worden gezien als de eerste mensen op aarde. Ze leefden in zuidelijk en midden Afrika. Hun leefgebied is door allerlei oorzaken gekrompen tot zuidelijk Afrika.

De Bosjesmensen zijn niet oorlogzuchtig. Als zij iets van iemand willen hebben dan doen zij dat door te vragen of te ruilen. Pijl en boog en speer die gemaakt werden van hout en bot als speerpunten werden alleen gebruikt om te jagen voor voedsel.
Toen de Arabieren met hun pijl en boog en speer met punten van metaal vanuit noord Afrika naar het zuiden trokken konden de Bosjesmensen daar niet tegen op. Zij werden vermoord of als slaaf gebruikt in zuidelijk Afrika of geschonken aan staatshoofden in de rest van de wereld.

Later trokken er grote Afrikaanse stammen naar het zuiden met kuddes vee, die het voedsel van de inheemse dieren opaten zodat het aantal van hen verminderden. De Bosjesmensen vonden het moeilijk om genoeg eten voorzichzelf te vinden, dus schoten zij het vee van deze stammen. Deze zagen dit als diefstal en doodden de Bosjesmensen.

Toen de Europese kolonialisten kwamen hebben de Bosjesmensen hen geholpen met overleven in het droge klimaat. De kolonialisten brachten vee mee. Omdat het vee werd opgegeten door roofdieren, werden er hekken om hun landerijen gezet, die 100den km lang waren. Hierdoor konden de inheemse dieren niet meer bij waterrijke gebieden komen en stierven met 100 duizenden voor de hekken die hen de doortocht beletten.
De Bosjesmensen zagen dit gebeuren en er was voor hen een nog groter tekort aan dieren voor voedsel en huiden om kleding en dekens van te maken. Dus stalen zij het vee van de kolonialisten. Die zagen hen als een bedreiging voor het succes van hun boerderijen. Er zijn veldtochten georganiseerd om de Bosjesmensen te doden. Vaak werden de vrouwen en kinderen mee genomen om als kindermeisje respectievelijk huisbediende te werken. In 1938 is de laatste vergunning voor het doden van Bosjesmensen afgegeven.

Tot kort geleden werden de Bosjesmensen gezien als het laagste van het laagste soort mens. Omstreeks 1950 hebben de Bosjesmensen in het huidige CKGR (Botswana heette toen nog Protectorat Bechuanaland en was onder Brits gezag) bij de Britse regering om een stuk land gevraagd waar zij, in navolging van Israël, veilig konden leven. Dit verzoek is in 1961 ingewilligd met de oprichting van het Central Kalahari Game Reserve, voor bescherming van de 3000 G/wikhoen en G//anakhoen Bosjesmensen en de natuur. De Bosjesmensen zouden er mogen leven zoals zij dat wilden (jagen en verzamelen) en zolang als zij dat wilden.

Zij waren toen nog steeds nomaden. In de jaren 1960 werkte George Silberbauer als onderzoeker in het CKGR en sloeg in 1961 voor eigen gebruik een waterput. De Bosjesmensen mochten deze ook gebruiken, maar alleen tijdens zijn aanwezigheid om te voorkomen dat zij hun nomadische levenswijze zouden wijzigen naar een moderne levenstijl. Na het vertrek van Silberbauer eind 1960 gingen de Bosjesmensen de put zelf gebruiken. De nederzetting, Xade genaamd, groeide snel en in 1980 was deze permanent geworden. Twee jaar later bouwde de regering een school en een gezondheidscentrum. De mensen brachten geiten, ezels, honden en paarden in. De wilde dieren bleven er vandaan, maar jagen werd te paard en met honden gedaan, wat het gemakkelijker maakte. Er werden kleine tuintjes aangelegd.

In 1970 en 1980 ging het aantal wilde dieren drastisch omlaag als gevolg van ernstige droogte en er werden hekken geplaats rond het CKGR om de verspreiding van mond en klauwzeer tegen te gaan. De regering beperkte het jaagrecht van de Bosjesmensen. De regering begon de mensen weg te lokken uit het reservaat met aantrekkelijke voorwaarden. Er werden twee hervestig kampen buiten het reservaat opgericht, één ten westen, New Xade, één ten zuiden, Kaudwane. De beloften werden echter niet, of gedeeltelijk nagekomen en veel mensen keerden terug. Ook omdat ze hun levensstijl misten, zich niet aan konden passen aan het moderne leven, zich verveelden, aan de drank gingen en AIDS/ HIV opliepen.

Omstreeks 1980 werden er diamanten gevonden in Botswana, ook in het settlement Gope in het zuid- oosten van het CKGR. De regering heeft een vergunning afgegeven om een mijn te exploiteren. January 2002 (zomer, het kan dan over 40 C worden) gingen het leger en de politie het reservaat in, sloten de enige waterput af , leegden en vernietigden de water containers van de Bosjesmensen. De mensen mochten vrijwillig mee het reservaat uitreizen naar New Xade en Kaudwane, nadat ze getekend hadden dit vrijwillig gedaan te hebben. Xade werd opgeheven.

Velen gingen daarna terug. In 2005 zijn de uitzettingen herhaald. Ook hierna gingen mensen terug.

In het MER rapport voor de Gope diamant mijn, onderdeel geluidsrapport, staat dat nu de meeste mensen het CKGR hebben verlaten, er geen rekening met hen gehouden hoeft te worden wat geluidshinder betreft. Er wordt wel een klachtenmeldpunt ingericht. Maar hoe gaan de mensen klagen als zij geen vervoer hebben en geen mobiel telefoon bereik? Hoe wordt aan de dieren uitgelegd wat hun rechten om te klagen zijn?

In een rechtzaak om het landrecht terug te krijgen was de uitspraak december 2006 dat de uitzettingen onterecht waren. Een waterput mocht nog steeds niet gebruikt worden. Op 27 januari 2011 heeft de Hoge Raad uitgesproken dat de waterput weer geopend mag worden en meerde putten geslagen mogen worden. Zij moeten de kosten hiervoor zelf betalen. De regering heeft gemeld zich bij de uitslag van de Hoge Raad neer te leggen.

Minorities at Risk Project, Chronology for San Bushmen in Botswana, 2004 (Engels)
Cookie vrij - Deze website gebruikt geen cookies